Familie anekdotes
Een
bijdrage van Cor A. Hellemons (geb. 12 maart 1929) te Roosendaal.
Jan Hellemons en Bet Nefs
Jan Hellemons en Bet Nefs waren de ouders van ons opa. Ze woonden in de
Vossenhol. Dit is de straat net voorbij het huis van Sjef-oom
(links). Op dit moment staat links in de Vossenhol een Garage maar daar
recht tegenover stond toen een klein huiske met 4 Lindebomen ervoor.
Daar woonde Jan en Bet. Ze kregen samen 6 kinderen en voor de kost
repareerde Jan klokken en horloges en ... hij stroopte. Rond 1850 hadden
weinig mensen een klok of een horloge volgens mij...
Een broer van Bet woonde eerst in bij hen maar ging later bij Opa Arjaan wonen. Jarenlang ventte en leurde hij alles uit wat opa maakte (kousen en sokken en rieten manden, zgn. "meuksemanden". Jan-oom had een grote zwarte baard. Hij is gestorven in Essen in het 'Oudemannenhuis'. Na Jan-ooms dood heeft Opa ook nog geleurd met zijn breispullen. Hij kwam tot in Kruiningen toe,
De kinderen van Jan en Bet
Jan, bijgenaamd de Rus, was de oudste van het stel.
Hij was soms lang van huis. Volgens de verhalen woonde zijn vrouw en
kinderen in Amsterdam en liep het huwelijk spaak. Jan kwam terug naar
vader en moeder, enige dagen later gevolgd door zijn oudste zoon. Deze is
later diamantslijper geworden in Antwerpen. Jan de Rus had op latere
leeftijd een staminéé van bedenkelijk allooi. Voorheen was hij nog
heibaas geweest.
Piet. Deze trouwde met Trineke Cools
Louis. Louis was niet getrouwd en was een 'polderjongen',
Dat waren de mannen die 'in de Pruis' (Duitsland) gingen werken. Ze
sliepen dan in een keet en kwamen tegen de winter weer 'op huis aan'.
Mijn vader kon zich nog herinneren dat Louis-oom thuis was toen de 'Moeder van de
oude koningin (Wilhelmina)' werd gekroond (dat was in 1898). Vader was
toen erg bang geweest van het paardje van de bakker die tijdens de festiviteiten
zowat op hol sloeg. Louis-oom had hem toen op zijn arm genomen.
Louis is later verongelukt in St.Petersburg rond 1900. Hij is tussen de
kipkarren gekomen van een smalspoor.
Sjef. Sjef trouwde met Nel Cools. Beiden liggen op het
Huijbergse kerkhof begraven. Sjef was geboren op 18 sept. 1864 en
overleden op 15 mei 1944. Nel geboren op 28 maart 1871 en overleden op 5
okt. 1938. Uit dit huwelijk kwamen de kinderen Trien, Louis, Jan en
Jaan. Louis is de vader of de opa van Sjors Hellemons.
En Jan is de vader van Lies de Weert-Hellemons die in Roosendaal op de
Vijfhuizenberg woont. Deze Jan leek sprekend op ons vader en was 3 maanden
ouder. Zijn laatste jaren heeft hij gesleten in het bejaardenhuis te
Huijbergen.
Jaan. Algemeen bekend als "Moetje" Jaan, was getrouwd met Ko
Nelen en bakerde. In die tijd een belangrijke taak. Het dorp was zo
klein en afgelegen dat men voor een dokter naar Essen, Kapellen of Hoogerheide
moest. Enneehh.. dat kostte veel geld. Bij de begrafenis van opa was
Moetje Jaan er ook met haar stijlvolle Brabantse muts op. Ze moet zowat
half Huijbergen ter wereld helpen brengen.
Haar man Koke was leurder van beroep en liet alles maar aan Moetje Jaan over.
En dan Arjaan onze opa. Hij werd geboren op 13 nov. 1868 en
overleed op 22 mei 1952.
In de zomer van 1894 trouwde hij met Maria Catharina Deckers (geb. 11 nov. 1873
en + 13 maart 1963). Mie, zoals ze door iedereen genoemd werd, was een
dochter van Jan en Trien Deckers die op de Vleet woonden. Ze had nog een
zus, Bet genaamd, maar die was niet helemaal normaal. Vader Jan verdiende
de kost als paarde-sjacheraar : een paardje kon nog zo krom staan, Jan zorge wel
dat het in ieder geval enige dagen frank en vrij door het leven stapte.
Hij had een klein weike waar ge soms tussen de paarden amper een grasspriet kon
ontwaren.
Opa en Opoe gingen naast Jan en Trien Decjers wonen op de Vleet in een apart
huiske. Een te wijdse benaming misschien voor een lek afdak met wat
planken aan de zijkanten. Maar ze deden het ermee. Opoe 'diende' op
't Hof en was al vlug in verwachting van heure eerste. In de winter van
1894-1895 was het soms bitter koud, Binnen in het huis vroor het zeker zo
hard als erbuiten.
Opa werkte toen als brouwersknecht bij de bierbrouwerij 't Schoentje en zijn
dagtaak begon iedere dag om 5 uur. Te voet liep hij dan van de Vleet naar
het dorp.
Als Opoe in die winter het brood wilde snijden (zo rond 3 uur 's nachts) dan
maakte ze eerst de kachel aan, legde het brood erop zodat het wat kon ontdooien
en sloeg dan pas haar drie kruisjes over het brood. De brouwerij 't
Schoentje, vlakbij de huidige kerk en het Gemeentehuis, was een bekende
brouwerij in die tijd. De Vleet bevindt zich achter de boerderij van Sjaak-oom en is Wouws gebied. Iedere dag liep Opa van de Vleet naar het
dorp, ca. 5 Km., en dat tweemaal per dag.
Ons vader is in de Gemeente Wouw aangegeven, is dus nog op de Vleet geboren.
Direct na zijn geboorte zijn ze verhuisd naar het Moleneind in Huijbergen naar
een huisje dat gestaan moet hebben tussen de Melkfabriek en het huidige café.
Enige jaren later verhuisden ze naar de overkant van de straat. Daar
huurde Opa, later kocht hij het, het bekende pand wat zich nu naast de bungalow
van Rikus-oom bevindt.
Toen Opa en Opoe trouwden telden ze die avond eerst hun geld. Het was 67
cent.
Café de Noordpool
Omdat Opa brouwersknecht was kon hij iets gemakkelijker een café huren dan
een ander. De brouwer bleef er zelf met wat geld 'opstaan' en als de zaken
goed gingen had hij er weer een gedegen afnemer bij. Nou was Opa een harde
werker, maar als brouwersknecht (want dat bleef hij erbij doen de eesrte jaren)
zat hij iedere dag langs de weg. Het was in die tijd gewoonte dat de brouwer, of
zijne knecht, bij de aflevering een rondje gaven aan de aanwezige
stamgasten. Of het nu aan het bier lag of dat hij van oververmoeidheid
slapend van zijn kar afviel, vertelt de historie niet, maar hij werd door zijn
eigen brouwerskar overreden. Hij werd direct met 'een gerijke' naar het
ziekenuis in Essen gebracht, maar daar zagen ze het niet zitten en dus werd hij
doorgestuurd naar Antwerpen. De artsen wilden daar zijn been
afzetten. Toen Opa dat hoorde pakte hij zijn spullen en kwam linea recta
terug naar Huijbergen. 7 Jaar lang heeft hij toen met dat kwaaie been op
een stoel gezeten. Opa was toen half in de dertig. Rusteloos als hij was
leerde hij mandenvlechten. Binnen een jaar kocht hij zijn eerste
breimachine bij de Firma Löwestein in Amsterdam, later gevolgd door een
vlakbreimachine voor het maken van truien en slipovers. Jan-oom Nefs kwam
toen bij hen in de kost en leurde het spul uit. Maandagmorgen vroeg
vertrok hij met een grote pukkel op zijne rug en struinde tot Kruiningen en
Hansweert de Zeeuwse polders af. Hij sliep hier of daar in een
hooi-schelft, bij winterdag in een goedkoop logement en was vrijdag of zaterdag
terug op het Moleneind. Soms bracht hij bestellingen mee, die Opa dan in
de volgende week klaar moest maken.
Ondertussen deed Opoe het café. Er waren 3 café's op het
Moleneind. Café de Eendracht van Peerke de Dooy en Mieke Meesters, die
tevens voerman op Bergen op Zoom was. Van Mieke ging het verhaal dat ze
trouwziek was, een brood onder haar rok stopte en zo Peerke naar het altaar
dwong.
Sjaan Nelen en Mie van Loon hadden het café de Congo.
Als we weten dat de Noordpool het belangrijkste en grootste café was ( die de
kleine huiskamer kent, kent de grootte van het café ) dan zijn de andere
staminéés ietwat grote bedsteeën geweest.
Het belangrijkste van de Noordpool was wel dat de weegbrug van de Boerenbond
ernaast lag. Bij iedere koop moest hier gewogen worden en ....
gedronken. Ook de rondtrekkende leurders en andere marchanten maakten
dankbaar gebruik van het aanplakbord waarop ze hun waren aanprezen.
Vader wist zich nog te herinneren dat Opeo, na het ongeluk met Opa, huilend
naast de plattebuiskachel stond en toen van een troostende mijnheer Pastoor een
rijksdaalder kreeg ( die ze pas veel later uit durfde te geven ).
Na een jaar hadden ze de grootste armoede wel weer gehad, maar omdat Opa, jong
als hij was, niet altijd met die kapotte poot op een stoel bleef zitten, de
ooievaar een soortement strippenkaart had voor Opoe, moest er wat anders
gebeuren. Via, via kwam hij bij de dokter van Kapellen terecht. Dat
was wel ene aparte, want ge moest er erg vroeg zijn. Om 10 uur
's morgens was de man al knap dronken en na de noen was er helemaal geen land
meer mee te bezeilen. Maar wat de beste chirurgijn uit die tijd niet
konden kon die zatladder van een dorpsdokter wel. "Hij stak me iedere
keer met die grote pennen in mijn been" vertelde Opa. Een soort
acupunctuur dus en dat al rond 1900. Misschien had die dokter wel Chinese
voorouders ?
Kort en goed, Opa genas, al bleef zijn been zijn leven lang krom. Net of ie met
dieje ene kant op een paard had gezeten. Toen Opa in het voorjaar van 1952
biggen ging bestellen bij Kees van Wezel, met zijn fiets de sloot in reed en
zijn nekwervels brak, had hij zijn been nog steeds. Driftkikker als hij
was wilde hij weer op de loop gaan in het ziekenhuis van Bergen op Zoom, maar
dat ging niet meer.
Resumé Opa en Opoe
Het was een harde tijd, maar als ge dan in zo'n periode bekend staat als een
"harde" steek je er bovenuit. Opa was een driftkikker. Zó kwaad, maar
ook zó alles vergeten. En het was een harde werker. In het begin
als brouwersknecht dreigde hij, als zovelen in die tijd, aan zijn eigen
producten ten onder te gaan. Zijn ongeluk kwam feitelijk precies op tijd.
Even een voorbeeld. Toen ze pas in het café zaten (er waren er dus 3 op het
Moleneind), was het gebruik dat de kasteleins na de Hoogmis 's zondags een
rondje maakten langs de andere herbergen. Dan gebeurde het wel eens dat
het donker was vooraleer hij weer thuis was. En dan weer 6 dagen bier
uitleuren tot de volgende zondag. Geen wonder dat het fout liep.
Maar in die 7 stoeljaren kwam hij tot het besef dat er nog meer waarde in het
leven was te vinden dan drank alleen. Hij bleef hard voor zijn kinderen,
maar ook voor zichzelf. Toen in de mobilisatie van '14-'18 de verloven weer eens
werden ingetrokken en zijn oudste 3 zoons niet thuis konden komen pakte hij zelf
de fiets en ging ze opzoeken. Vader vertelde eens dat hij in zo'n periode
op wacht stond (zonder één cent op zak) en net werd uitgebulderd door een
jonge luitenant toen Opa aan kwam fietsen. Een enkel woord van Opa en een
driftige blik vanonder die borstelige wenkbrauwen lieten de luitenant als bij
toverslag veranderen. Vader kreeg toen een rijksdaalder van Opa, een
vorstelijk bedrag in die tijd.
Opoe moet in haar jonge jaren een mooie grote vrouw zijn geweest met een
natuurlijk overwicht op mannen, maar ook op vrouwen. Ze was geknipt voor
kasteleinsvrouw in die tijd. Een soort onbezoldigde sociale werkster die
feilloos iedereen naar haar hand kon zetten. Zie ook de story van de
Melkfabriek en de Maalderij. Opoe was 89 toen ze stierf. Een sterke
vrouw die nooit kwaad werd maar toch altijd een 'bietje' heurs zin kreeg.
Een driftkikker en een allesbegrijpende vrouw. Het was een ideaal stel.
De Melkfabriek en de Maalderij die er niet kwam. (1e Directeur
Melkfabriek C. Drissen )
Toen Opa na zijn ongeluk weer min of meer mobiel werd verruilde hij het bier
tegen melk. Hij ging melk rijden voor de boeren naar de Melkfabriek
Stokman in Hoogerheide. Dat was een dagelijkse rit. De inkomsten
kwamen goed van pas om zijn ideaal, boer worden, te kunnen bereiken.
Nu ging het niet zo florissant met de Melkfabriek van Stokman. De boeren
hadden dat in de gaten en besloten al in 1908 een eigen coöperatieve
melkfabriek op te richten. Toch duurde het tot 1914 eer de fabriek er
kwam. Hij werd gebouwd vlak naast de Molen. Mulder Sjo (Huijbergs
voor Jo) v.d. Berg schonk gratis de grond. De boeren waren eerst van plan
geweest om wat verderop te bouwen (de kant van de Overberg uit), maar tegen dat
aanbod konden ze geen nee zetten. Sjo was ook niet gek want overal in de
buurt bouwden de boerenbonden eerst een melkfabriek en even later een maalderij.
En daar moest de mulder natuurlijk niks van hebben.
Het ging goed met de eigen melkfabriek en alras waren er plannen om ook een
maalderij te bouwen zoals ze in de andere omliggende dorpen gedaan hadden.
Op dat moment kwam Muske van de Mulder (de vrouw van Sjo) hare nood klagen bij
Opoe in het café aan de overkant. Op zondagmorgen heeft Opoe toen een
hartig woordje gesproken met de boeren die in het café kwamen. De plannen
voor een maalderij van de boerenbond waren gelijk van de baan en Huijbergen is
steeds een dorp gebleven met één mulder.
Opa en Opoe als boer.
De kinderen werden groter, ook de ooievaar kwam zo af en toe nog maar eens langs
(Sjef-oom 1906 en Rikus-oom 1913). Kortom, de tijd om een eigen
boerenbedrijf op te zetten kwam er aan. Boer worden is in deze tijd
moeilijk, vroeger vereiste dat onmenselijke inspanningen. Als zijn drie
oudsten tijdens de mobilisatie van '14-'18 weer eens met verlof thuis waren
moesten ze vaders gaan helpen. Die had her en der een stuk onontgonnen grond
gekocht en dat moest met de schop in cultuur worden gebracht. 3 Of 4
steken diep, zei mijn vader, moesten ze dat omspitten en hij rilde nog toen hij
aan die onmenselijke spitterijen dacht. Een normale spade is vandaag de
dag 25 cm. lang, in die tijd zeker niet korter. Het kwam er dus op neer dat ze
de grond tot minstens 75 cm. diep omwoelden. De drie waren in de fleur van
hun leven zoals dat toen werd genoemd, maar ze kregen Opa niet klein. Geen
wonder dat de mannen soms blij waren wanneer hun verlof om was en ze weer naar
hun mobilisatie-adres terugkonden. Raar maar waar : ze stapten altijd op
in het station van Wouw en dan hadden ze een bepaalde manier om van de Wouwse
statie naar Huijbergen te komen. Hoe, dat weet ik niet (meer).
Rikus-oom, die in 1913 geboren werd, het kakelnestje van de familie, is vanaf
zijn schooltijd bij zijn vader gaan werken en heeft dat zijn leven lang gedaan.
In de dertiger jaren, de zgn. crisisjaren, konden Opa en Opoe hun hoofd goed
boven water houden. Zelfs het verlies van de grond (1940) die in de
Eendekooi lag (nu het vliegveld) kreeg hen niet kapot. De Duitsers namen
die grond in beslag in ruil voor een waardeloos papiertje. Opa was toen al
72 jr.
Een postzegel kopen.
Huijbergen was van oudsher meer op Essen dan op Bergen op Zoom
gericht. Het normale onderlinge geldverkeer ging rond 1900 dus normaal met
Belgisch geld. De franc had toen nog zijn goudstandaard. De diverse devaluaties
kwamen pas na de oorlog van '14-'18. Nu werd er in die tijd weinig
geschreven maar als er al een brief verzonden moest worden dan kende men in
Huijbergen nog een ander probleem. Er moest een postzegel op en die moest
in Nederlands geld gekocht worden op het postkantoortje van het dorp. Het is wel
eens gebeurd dat mijn vader door Opoe met Belgisch geld het dorp werd ingestuurd
om te proberen dit om te wisselen tegen Hollandse centen. Bijna niet te
geloven.
Goeie ouwe Tijd.
De laatste jaren van zijn leven werd mijn vader dement. Begon ik dan over
vroeger te praten dan raakte hij nog meer van slag. Maar voordien was het
een uitstekende verteller. Ik herinner me nog eens zijn antwoord op mijn
opmerking 'dat was de goeie ouwe tijd'. "Goeie ouwe tijd ? Manneke toch,
waar prate gij over . Ge hebt nooit met 7 man errepels gegeten zeker uit één
koekepan. Ge hebt nooit in de pan hoeven te tuffen om een groter part binnen te
halen. Ge hebt toen geen klap tegen jouwe kop gehad van jouw vader met
diezelfde pan. Goeie ouwe tijd ! Praat me er niet van. Ik was 19 jaar toen ik
onder dienst ging en toen zag ik voor de eerste keer van mijn leven een trein en
witte suiker (thuis werd er altijd bruine basterd-suiker gebruikt). Eén
ding was goed toen : we waren 'jonk'."
Den Aap.
Precies op de plaats waar de Gemeente Bergen op Zoom, Huijbergen en Hoogerheide
samenkomen was de Aap. Daar woonde in Opa's jeugd ook een familie Deckers.
Dit was een broer van de vader van Opoe. De latere kasteleinsvrouw van 't
Trapke op was daar weer een dochter van : 'Kee-van-Fiene'. Piet Deckers was een
der zonen uit deze familie. Hij viel al vroeg op door zijn pienterheid en
handvaardigheid. De Heer van 't Hof nam hem al jong in dienst, deels uit
medelijden om die arme familie te helpen en deels ook uit berekening. Piet werd
de eerste chauffeur van 'Den Heer'. Als Piet Den Heer moest gaan halenbij de
stasie in Essen wist het volk dat op het land aan het werken was, precies in
welke bocht Piet zich bevond, zo'n geraas maakte dat kreng. Piet deed meer dan
alleen autorijden. Hij frunnikte een bomenzaagmachine in elkaar en legde in 't
Hof centrale verwarming aan. Toen deze in 1990 gerestaureerd moest worden vielen
de vaklui van deze tijd iedere keer van verbazing om over de oplossingen die
Piet had uitgevonden. Piet stond in hoog aanzien bij zijn bazen. Later heeft hij
het hotel gebouwd bij de ingang van Plantage aan de Pindorpse kant. Tegenwoordig
is het een antiekhandel.
Erfenis delen.
Zover mij bekend is na de dood van Opa de boedel bij elkaar gebleven. Na de dood
van Opoe is er wel gedeeld. De manne waren zo verstandig om alléén de deling
te doen : de vrouwen moesten thuisblijven. Een verstandig besluit, het waren
Hellemonsen onder elkaar.
Wat er precies gebeurd is en hoe het gegaan is weet ik niet. Wel weet ik dat
sommigev vóór de deling niet bij elkaar over de vloer kwamen, maar nadien wel.
Uit flarden van verhalen maak ik op dat Rikus-oom begon om met een grote rooie
zakdoek, met al het goud van Opoe erin, op tafel te leggen en te vragen of hij
dit kon kopen. Het eind van het liedje was dat Rikus-oom, die zijn leven lang
thuis had gewerkt, zowel het goud als de boedel overnam, en dat iedereen
tevreden naar huis is gegaan.
En zo is het goed geweest. . . . .
De Kinderen van Arjaan Hellemons en Mie Deckers
Jan Hellemons
Geboren 14 mei 1895, Trouwde op 5 mei 1923 met Pieta van Dongen, deze kwam
van Vinkenbroek onder de Gemeente Wouw.
Hij was boerenarbeider tot aan de mobilisatie. Toen hij trouwde was hij
overweg-wachter op Vijfhuizenberg te Roosendaal. Hij leerde van vader Arjaan
machinaal kousen breien en na de aanschaf van een vlakbreimachine kon hij ook
truien enz. breien. Toen hij in de crisisjaren (1929-1940) om steun vroeg kon
hij dat wel krijgen maar dan zouden zijn breimachines worden verzegeld. Dat
hoefde niet voor hem. In de oorlog kwam er toch wol uit België via een dochter
van Kee-van-Fiene die een café had bij de stasie in Essen en wiens man voerman
was op Antwerpen. De wol werd gehaald door Duitse soldaten van het 68e die in
Roosendaal ingekwartierd lagen. Hij werkte tot zijn 70e jaar en overleed op 26
jan. 1992. Pieta, zijn vrouw, was al overleden op 23 dec. 1968.
Kees Hellemons
Geboren 5 nov. 1897 en overleden 6 febr. 1981. Hij werkte in de bouw,
voornamelijk bij aannemer Suykerbuyk in Hoogerheide. Hij begon later (?)
voor zichzelf en bouwde heel wat boerenschuren e.d. Hij was jarenlang
penningmeester van het wielercomité Huijbergen. Wielrennen was zijn hobby
en op jonge leeftijd koerste hijzelf ook. In een zgn. allerijderskoers in
Roosendaal kwam hij lelijk ten val en brak iets in zijn been. Zijn maten zetten
hem op de fiets en zorgden ervoor dat hij thuis kwam. De volgende morgen pas
werd de dokter gebeld (maandag dus ). Hij was zgn. van de trap gevallen
toen hij naar zijn werk wilde gaan : de 'Ongevallenwet' betaalde netjes uit.
Toen hij overleed vroeg notaris Berrevoets aan Rikus-oom (ze woonden samen) naar
de administratie van Kees. Trouwhartig overhandigde ome Rikus een volle
'meukesmand'. Daar zat alles in. De notarisklerken hebben er een hele kluif aan
gehad. Mij rest alleen de vraag hoe ome Kees dat flikte met de
belastingontvanger. Of zouden de controleurs bij het zien van die mand iedere
keer gedacht hebben dat het 'wel goed zat' ?
Louis Hellemons
Geboren 6 juni 1900 en getrouwd met Tonnie Vrolijk. Na de 1e Wereldoorlog
begonnen als smid bij van Mechelen in Bergen op Zoom. Toen hij in de 2e
Wereldoorlog naar Duitsland dreigde te worden gestuurd in het kader van de
'Arbeitseinsatz' huurde hij vlug een stukske grond erbij in Borgvliet, waar hij
woonde, en werd toen niet naar Duitsland gestuurd. Op die manier voorkwam hij
uitzending. Hij was tot op hoge leeftijd een fervent wielersupporter.
Sjaak Hellemons
Geboren 5 nov. 1901 en getrouwd met Trien v.d. Zanden. Toen ze in 1927
trouwden klaagde de Pastoor in zijne preek dat dit het eerste huwelijk was in
dat jaar en dat Huijbergen, als het zo doorging, met uitsterven bedreigd werd.
Nog in de kerk besloot ome Sjaak dat hij daar iets aan ging doen. Hun eesrteling
(Janus) werd 9 maanden en 14 dagen later geboren.
Ome Sjaak en tante trien wonen van hunne trouw nog steeds in hetzelfde huis aan
de weg naar Wouw.
Stan Hellemons
Hij trouwde met Marie Hellemons uit D'Akker in Wouw. Er was wat trammelant
voor het zover was. De Pastoor van Wouw wilde eerst precies weten of ze geen
familie van elkaar waren. Stan en Marie hadden een kruidenierswinkeltje in
de Bergsestraat in Wouw. Ome Stan is jarenlang portier (?) geweest op de
spiritusfabriek te Bergen op Zoom. Beiden waren vroeg uit de tijd.
Stan moest feitelijk Jan heten, maar daar hadden ze er al eentje van, dus werd
het Stan. Dat leek er een beetje op vond Opoe.
Als kind was het Stan zijn taak om iedere dag 140 aardappelen te schillen, (over
het organisatie-talent van Opoe gesproken). Hij legde die aardappelen eerst
keurig in rijtjes op ene stoel voor hij aan zijn dagtaak begon. Stan was het
lievelingetje van Opoe. Met zijn 10 jaar werd hij verhuurd aan de mulder /
overbuurman. Stan had 't er knap moeilijk mee, maar moeders wil was wet.
Moeder zei dat het zo goed was. Hij was immers uit de kost.
Sjef Hellemons
Geboren 28 juli 1906. Vanaf zijn 6e jaar moest Sjef met de eesrte vale
koei na schooltijd gaan kuieren. Ze hadden te weinig vreten voor dat beest
en langs de kant van de weg en in het bos scharrelde de koe zijn kostje bij
elkaar. Het was in die tijd dat het in Huijbergen 3 weken achter elkaar regende,
het na een uur weer zo droog was dat het zand in je gezicht waaide.
Zijn dagtaak was in zijn schooljaren om hout te sprokkelen. Soms was de
kruiwagen zo hoog opgestapeld dat één van de anderen er met een lange stok
voorliep om de kruier de weg te wijzen. Soms was de 'voorloper' wat balorig en
week iets af zodat heel de vracht de sloot in donderde. Geen wonder dat
het dan stuifde. Op zijn 12e jaar werd Sjef verhuurd als koeter
(Koeistouwer) aan boer Sjef van Loon onder Wouw. De volgende 2 jaren beschouwde
hij als de zwartste jaren van zijn leven. Als koeter begon hij iedere dag om 5
uur met de tafel te dekken, koffie te zetten en dan de knecht wakker te maken.
Na het melken van de koeien moest hij die beesten naar de wei of naar het bos
brengen. Daarna diende hij de boer of de knecht te helpen. Als de dag van
gisteren herinnerde hij zich zijn leven lang dat hij op de middag, als de boer
en zijne knecht gingen 'schoven' (slapen) hij de beesten naar de stal moest
brengen. Hij was altijd precies terug als het schoven voorbij was. Er werd
5 keer gegeten in die tijd maar de koeter moest altijd voor alles zorgen.
Traditiegetrouw kreeg hij van alles wat fout ging de schuld. Jan, zijn
oudste broer, was op diezelfde plaats boerenknecht en dat was zijn redding toen
hij op zekere dag helemaal onder de rooie pukkels kwam te staan (1920). Na 14
dagen 'bekijken' was het nog niet over. Broer Jan besloot toen, ondanks de
protesten van boer van Loon, Sjef naar Huijbergen te brengen. Gewoon achter op
de fiets. De ontboden dokter constateerde roodvonk en was in alle staten toen
hij hoorde hoelang Sjef daar al mee liep. Opoe suste het hele geval, want de
dokter had aangifte willen doen van kindermishandeling. Driftkikker Opa had
gelijk zijn fiets willen pakken om eventjes te gaan 'praten' met van Loon, maar
ook dat praatte Opoe hem uit zijn kop. Sjef lag thuis 6 weken op bed. Het
was een dubbeltje op zijn kant. Maar hij hoefde niet meer terug naar boer van
Loon. Jan verruilde kort nadien van boer en ging bij boer van Tilburg werken.
In 1930 begon Sjef op de melkfabriek te Huijbergen en bleef daar zijn hele
leven. Bij een bedrijfsongeval verspeelde hij een deel van zijn rechterhand.
Hij was getrouwd met Trineke Snoeiers en ze kregen 2 dochters. De oudste,
Marieke, leek sprekend op tante Trineke. Deze laatste werd niet oud, maar Sjef
hertrouwde niet en deed zijn kinderen naar een internaat. Eerst in Zundert
en daarna in Breda. En iedere zondag, zomer en winter, fietste hij daar naar
toe. Buiten zijn gezin had Sjef maar één hobby en dat was muziek maken.
Tientallen jaren blies hij zijn partijke mee in de plaatselijke harmonie.
Hij was ook bekend als 'voorbidder', de man die bij begrafenissen de rozenkrans
voorbad.
Rikus Hellemons
Geboren 22 mei 1913. Was een 'achteropkomertje'. Was een schot in de
herfst van Opa Arjaan als we weten dat Jan, de oudste, toen al 18 jaar
was. Rikus werkte zijn leven lang bij vader op de boerderij en bracht de
beide oudjes aan 'hun eind', zoals dat heet. Hij bleef zijn levenlang vrijgezel.
Toen ome Kees in zijn nadagen was kwam hij op het idee om naast de boerderij een
bungalow te bouwen. Daar kreeg hij vergunning voor van burgemeester van Dommele,
op voorwaarde dat hij de oude boerderij zou afbreken. Dat zijn ze allebei
vergeten.
In dezelfde tijd had ome Kees een soort dealerschap van de bouwmaterialenhandel
De Schelde uit Bergen op Zoom. Dan konden de Huijbergenaren hun gerief ter
plaatse halen. Ome Rikus nam, na de dood van ome Kees, die handel ook maar over.
In de jaren 70 en 80 kwam er heel wat 'vreemd volk' wonen in Huijbergen en die
hadden allemaal graag scharreleieren. Nu had Rikus maar 5 kippen en in het
hoogseizoen dus een productie van 5 eieren per dag. Geen nood echter, Sooi van
ome Sjaak had kippen en eieren genoeg en de deal lag voor de hand. De echte
Huijbergenaren wisten dat Rikus de zaak besodemieterde maar die vreemden trapten
er steeds met beide voeten in.
Op latere leeftijd ging Rikus samenwonen met Bertie. Zijn faam als
kachelaansteker is wijd en zijd bekend.
Open briefke aan Marie van ome Stan
Op de uitvaart van Opoe kreeg ik van Marie van ome Stan de 'opdracht' om de
familie Hellemons eens op papier te zetten. Als u weet dat Opoe in 1963 overleed
en dat dit is geschreven op de dag dat tante Trien en ome Sjaak 70 jaar zijn
getrouwd (1997) dan ligt het werktempo niet al te hoog. Sorry Marie, ge hebt er
geen tijd bij genoemd. Gij, die van de nakomelingen, het meest gelijkt op Opoe,
zult nog eventjes geduld moeten hebben vooraleer ons beider wens in vervulling
gaat : te weten waar Jan hellemons en Bet Nefs vandaan kwamen. M.a.w. hoe
leefden onze voorouders in de periode 1800-1850.
In een periode van 14 jaar ben ik bij al de Broeders wezen buurten en dat kostte
telkens een volle dag. Ook in de kiekehoeve heb ik mijn licht opgestoken. Daar
vond ik de naam Adriaan Hellemons maar verder niets. Vandaaruit werd ik verwezen
naar het regionaal museum, of zoiets, dat in Zevenbergen staat. Maar
Marie, gij houdt het niet voor mogelijk hoe druk ik het heb. Ik snap gewoon niet
hoe ik vroeger tijd heb kunnen vinden om te werken. Ik moet nog steeds naar
zevenbergen.
Trouwens, gij zult nu ook wel een bietje meer tijd hebbe. Gij mag gerust wel
helpen hoor!
Gegroet : Cor van Ome Jan
Tot slot
Jaren geleden verwonderde mijn vader (Jan) zich over de vooruitgang en liet
zich uitleggen waar men allemaal van genieten kon. Zijn epiloog trof doel :
"Misschien", zei vader, "misschien vinden ze nog wel eens wat uit
dat nog lekkerder is dan bij je vrouw slapen". Hij trok bedachtzaam
aan zijn sjekske en besloot : "Tis mogelijk, maar Dát blijf ik er altijd
toch wel bijdoen"!
Maar de rest vult u zelf wel in hé ?
Cor van Ome Jan
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =